Albanië
Het raften was heerlijk om te doen, een kleine 6 km voeren we door de kloof die stamt uit de ijstijd, lang lang geleden, en is inmiddels Uneco wereld erfgoed. Zeer de moeite waard. Na een lekker bakkie koffie en een relaxte lunch (dankzij de overgebleven eitjes van de zeilweek), besloten we alsnog onze reis te vervolgen.
Een uurtje rijden vanaf de Vikos kloof bereikten we de grens met Albanië. En 30 jaar nadat collega’s bij Artsen zonder Grenzen met enthousiaste verhalen over de natuur van Albanië terugkwamen en ik dit land op mijn “bucket-list” had gezet, rijden we zonder problemen het land in. Een bijzondere ervaring. Zo’n 3 miljoen mensen op een kleine 30.000 km2 oppervlakte. Het land is daarmee een kwart kleiner dan Nederland en 4 keer zo dun bewoond. Wel zien we onderweg loslopende schapen, geiten, paarden, koeien en een ezel.
We steken van de grens door het gebergte door naar de kust. Ruig en puur. Nauwelijks bebouwing op de bergen betekent ook dat er weinig wegen zijn aangelegd. Geen oleanders of andere tekenen van menselijke beschaving. In een dal waar een groot stuk vlakke grond te zien is, zien we rechte gecultiveerde kavels, maar ook hier is nauwelijks bebouwing tussen de kavels. Dorpjes die we zijn bestaan voor een deel uit verlaten of in verval geraakte huizen. Daar waar in latere jaren gepoogd is om mooie panden uit de grond te stampen is het uiteindelijk vaak bij de ruwbouw gebleven. Uiteindelijk bereiken we de Albanese riviera. Het gebied is wat meer bebouwd en van mensen voorzien, maar ziet er niet echt veel rijker uit.
Albanië staat bekend om de slechte toestand van het wegennet en al denken we een verstandige route te hebben gekozen, hier en daar zijn de wegen van een kwaliteit die niet zou misstaan in het eerste het beste derde wereldland. Voeg dat bij de grote hoogteverschillen (we schatten zo’n 2000 hoogtemeters te hebben overbrugd) en je snapt dat de 2 uur die Google maps voorzag om de 85 km van de grens naar Himare af te leggen serieus optimistisch was. Genoeg rijd dus om te genieten van de omgeving.
Camping Jon bij Himarë bleek een prima keuze. Weliswaar redelijk ingebouwd, maar tussen de bomen op het gras ruimte voor zo’n 10 campers/caravans/tenten met ruim en schoon sanitair én hele aardige beheerders. Bij terugkomst na een avondwandeling kregen we spontaan halv aangeboden, een onbestemde maar lekkere lokale versnapering. En toen we in de ochtend een kopje koffie wilden moesten en zouden zij plaats maken zodat wij het beste plekje kregen. En toen ik vervolgens een pijnlijk gezicht trok omdat ik mijn mond verbrandde door de kokende melk in de koffie, moest er eerst zeker gesteld worden dat de koffie wel goed van smaak was, en vervolgens kwam de 2 turven grote beheerder met een lepeltje aanzetten om goed te kunnen roeren.
Onze reis vervolgend, konden we het eerste stuk nog genieten van een voortzetting van het landschap van de dag ervoor. Hierbij is 10% dalen of stijgen eerder regel dan uitzondering. Later realiseren we ons dat we in Albanië ook amper tunnels hebben gezien. Al wordt er iets verder naar het noorden (waar de meeste mensen wonen) wel serieus aan de weg gewerkt. In deze omgeving zien we ook wat meer westerse invloeden in de vorm van grafity en enorme raklameborden voor bv Amstel bier. Met de toenemende bevolkingsdichtheid en het vlakkere landschap wordt de route wel saaier, het warme, drukkende weer helpt daar niet bij.
Een stukje file geeft ons de gelegenheid om een objectief beeld te vormen van het Albanese wagenpark. Ongeveer elke vierde personenwagen die ons tegemoet komt is een mercedes. En wanneer we audi’s en BMW’s mee tellen is het elke derde auto. En dan zijn het echt geen oude modellen.
Hoe dan ook, we zijn blij als we de grens met Montenegro bereiken.
-
—
door